Van socialevraagstukken.nl door Josien Arts
Bijstandsgerechtigden met een ‘korte afstand tot de arbeidsmarkt’ leren van klantmanagers de moed erin te houden ondanks belabberde baanperspectieven. Zo wordt er een ‘wrede’ hoop op een betere toekomst gecreëerd.
Een belangrijk onderdeel van gemeentelijke re-integratiedienstverlening bestaat uit het cultiveren van hoop op een baan en een betere toekomst. In mijn dertien maanden durende onderzoek bij drie Nederlandse gemeenten zag ik veel ‘pedagogieken van optimisme’: technieken waarmee geoefend werd om optimistisch te zijn over de toekomst en tegelijkertijd de huidige precaire arbeidsmarktsituatie te accepteren (Arts & Van den Berg 2018).
Aangezien re-integratiedienstverlening bijstandsgerechtigden nauwelijks duurzaam werk te bieden heeft, geven deze pedagogieken hun ‘wrede hoop’ – cruel optimism, zoals Lauren Berlant (2011) dat noemt – en dragen ze ertoe bij dat structurele werkloosheid tot een individueel probleem wordt gemaakt.
Het betreft de groep die van de gemeente ondersteuning ontvangt – meestal in de vorm van individuele gesprekken en groepsbijeenkomsten – bij het vinden van een baan. Deze mensen zijn dus niet ‘opgegeven’ voor de arbeidsmarkt, voor hen is er hoop. Maar veel meer dan hoop dat het in de toekomst beter wordt, is er niet.
Klantmanagers creëren onbedoeld wrede hoop
Pedagogieken van optimisme zijn erop gericht bijstandsgerechtigden te leren omgaan met het (voort)bestaan van hun precaire situatie en tegelijkertijd optimistisch te zijn over hun toekomst. Re-integratiedienstverlening heeft bijstandsgerechtigden hoofdzakelijk tijdelijk, laaggeschoold en slecht betaald werk met weinig carrièreperspectief te bieden.
Door hen tegelijkertijd te stimuleren – en zelfs te verplichten – om deze banen te accepteren én positief vooruit te kijken, creëren klantmanagers onbedoeld wrede hoop die geen concrete oplossing biedt voor, maar, sterker nog, een bestendiging is van, de precaire situatie waarin bijstandsgerechtigden zich bevinden.
‘Wie wil, zoekt een mogelijkheid’
Klantmanagers proberen bijstandsgerechtigden te motiveren en hoop te geven door bijvoorbeeld posters op te hangen waarop staat: ‘Wie wil, zoekt een mogelijkheid. Wie niet wil, zoekt een reden’; ‘Twaalf redenen waarom oudere werknemers goud waard zijn’. Of deze bekende uitspraak van Nelson Mandela: It always seems impossible until it is done.
Tijdens individuele gesprekken en groepsbijeenkomsten leggen klantmanagers uit hoe de arbeidsmarkt er tegenwoordig uitziet en wat je moet doen om aan een baan te komen: vooral niet opgeven! Met behulp van oefeningen leren zij bijstandsgerechtigden hun passie te volgen, te denken in kansen en mogelijkheden en te dromen over een betere toekomst, om zo de moeilijkheden van nu te kunnen doorstaan.
Plicht tot optimisme
Klantmanagers weten over het algemeen hoe de arbeidsmarkt werkt en erkennen de moeilijkheden waarmee bijstandsgerechtigden worden geconfronteerd: relatief weinig banen en veel concurrentie, tijdelijke en nulurencontracten, onder- of overgekwalificeerd zijn en discriminatie op basis van afkomst en leeftijd.
‘We zitten hier allemaal omdat we graag een baan willen, niemand wil in de bijstand zitten. Wij gaan jullie helpen, ondersteunen bij het zoeken, vinden van werk. Het is heel moeilijk om werk te vinden. Zoek het vooral niet bij jezelf als het niet lukt, de arbeidsmarkt is gewoon heel moeilijk nu’, begon een klantmanager een algemene informatiebijeenkomst voor nieuw binnengekomen bijstandsgerechtigden.
Tegelijkertijd maken klantmanagers ook steeds duidelijk dat deze omstandigheden bijstandsgerechtigden er niet van mogen weerhouden er alles aan te doen een baan te vinden en niet op te geven.
Dat doen zij door hun te leren de huidige omstandigheden te accepteren, ‘belemmerende’ gevoelens en gedachten de baas te blijven en steeds een betere toekomst voor ogen te houden. Het lijkt eerder een verplichting dan een vrijblijvende suggestie om als bijstandsgerechtigde optimistisch te zijn.
‘Je hebt alleen invloed op jezelf’
De huidige arbeidsmarktomstandigheden, die het moeilijk of zelfs onmogelijk maken voor bijstandsgerechtigden om een duurzame baan te vinden, zijn een gegeven voor zowel klantmanagers als bijstandsgerechtigden. Aan deze structurele omstandigheden kan tijdens de re-integratietrainingen bij de sociale dienst niets worden gedaan, aan individuele opvattingen wel.
In de woorden van een klantmanager: ‘Je hebt alleen invloed op jezelf, niet op alle andere dingen.’ Bijstandsgerechtigden kunnen nauwelijks scholing krijgen, maar zij zijn wel verplicht een aantal uren per week deel te nemen aan re-integratietrainingen. Zij moeten er, naast het verbeteren van cv’s en motivatiebrieven, kennis opdoen over het belang van sociale netwerken, zich voorbereiden op hypothetische sollicitatiegesprekken en leren hoe zij onder de huidige omstandigheden gemotiveerd blijven en hoop kunnen houden op een betere toekomst.
Aan elkaar rijgen van tijdelijk contracten
Die toekomst bestaat uit het aan elkaar rijgen van tijdelijke contracten, legt een klantmanager uit als sommigen bij een groepsbijeenkomst terughoudend reageren op een vacature voor een baan van vier weken: ‘Zie de arbeidsmarkt als een lapjesdeken. Dit is voor de vrouwen, die zijn vaak beter met naald en draad. Een lapjesdeken bestaat uit allemaal stukjes stof, met draden aan elkaar gemaakt. Elk klein stukje stof is drie maanden werk. Nog een kleiner stukje is die baan van vier weken. Een jaarcontract is een groot stuk stof, je mag heel blij zijn als je een jaarcontract krijgt. Zo ziet de arbeidsmarkt eruit, je moet allemaal stukjes stof aan elkaar maken.’
Naast specifieke genderrollen, veronderstelt deze uitspraak dat werkzoekenden en werkenden de onzekere arbeidsmarkt moeten accepteren en zich tomeloos moeten inzetten. Voor een dergelijk uithoudingsvermogen is het nodig om paal en perk te stellen aan belemmerende gevoelens en gedachten en daar ‘positiviteit’ tegenover te stellen. Klantmanagers leren bijstandsgerechtigden dan ook om te denken in kansen en mogelijkheden, ook als die zeer beperkt zijn.
Optimisme in plaats van een aanbod
Tijdens een van de groepsbijeenkomsten vertelt een bijstandsgerechtigde dat hij gevlucht is voor een oorlog in zijn thuisland. Door de verwondingen die hij daar opliep, heeft hij chronische pijn en is het lastig voor hem om te werken. Toch wil hij dat heel graag, zeker omdat het zo moeilijk is om met een gezin van vijf kinderen rond te komen van een uitkering.
Met zijn beperkte opleidingsachtergrond komt hij alleen in aanmerking voor fysiek werk, zoals magazijn- en productiewerk, maar dat is nu juist het werk waar hij lichamelijk niet toe in staat is. De klantmanager reageert begripvol en zegt dat het vervelend moet zijn om elke dag met pijn te leven. Volgens haar is het desondanks altijd belangrijk om voor ogen te hebben waar je interesse naar uitgaat en wat voor soort werk je aankunt dat past binnen je beperkingen.
Ze biedt deze bijstandsgerechtigde aan te helpen uitzoeken wat diens mogelijkheden zijn op de arbeidsmarkt. ‘Je hebt een hele hoop beperkingen, maar je hebt ook een hele hoop kwaliteiten. Ga daar eens naar kijken, naar je kwaliteiten en naar wat je wél kunt.’ De bijstandsgerechtigde knikt.
Een dergelijke situatie is voor zowel klantmanagers als bijstandsgerechtigden uitermate moeilijk. De mogelijkheden van deze man, en daarmee zijn kansen op het vinden van een betaalde baan, zijn zeer beperkt. Toch is hij bij wet verplicht een baan te zoeken. De klantmanager kan niet anders dan hem hierin te ondersteunen met hoop en optimisme, want een concrete oplossing kan ze hem niet bieden.
Ook bij discriminatie is het devies: volhouden
Ook in het geval van ervaren discriminatie op basis van afkomst of leeftijd is het devies om vol te houden. Zo zegt een bijstandsgerechtigde dat hij liever geen foto op zijn cv zet, want hij had op het nieuws gezien dat het zelfs al uitmaakt dat je achternaam niet Nederlands is. Een vrouw vertelt over nare ervaringen met het dragen van een hoofddoek.
De klantmanager antwoordt dat hij zijn huidskleur niet kan verbergen en dat hij dat ook niet wil: ‘Dit is wie ik ben, je neemt mij aan, in zijn geheel. Dit is de samenleving, mensen moeten jou accepteren zoals je bent en die werkgever moet door jouw hoofddoek, huidskleur en vlechten heen kijken, want dit is Nederland. Laat jezelf zien. Het ligt aan de werkgevers dat zij bevooroordeeld zijn, daar kun jij als werkzoekende niets aan doen. Maar je moet je er niet door laten afschrikken.’
Deze klantmanager erkent dat de oorzaak van arbeidsmarktdiscriminatie niet bij de bijstandsgerechtigden ligt, maar stelt dat zij wel zelf moeten zorgen voor een oplossing. In de context van zijn werk kan hij immers alleen invloed uitoefenen op de manier waarop bijstandsgerechtigden met hun precaire situatie omgaan en moet hij hen naar werk zien te begeleiden.
Niet klagen als je te oud wordt gevonden
Waar het denken in kansen en mogelijkheden wordt toegejuicht, worden ‘negatieve’ gedachten gecorrigeerd. Zoals een recruiter doet die door een klantmanager is uitgenodigd om bijstandsgerechtigden te vertellen waarop zij let bij het selecteren van kandidaten en die ook tips geeft.
Als een vrouw vertelt dat ze steeds wordt afgewezen in de kinderopvang omdat ze te oud is, antwoordt de recruiter: ‘Probeer het negatieve altijd weg te houden.’ De klantmanager valt haar bij: ‘Houd je belemmerende gedachten voor jezelf. Positief denken. Niet ik ben te oud, wat kan je wél?’ De recruiter vindt dat de vrouw haar vakkennis moet bijhouden en vrijwilligerswerk moet doen. ‘Niet met al je negatieve gedachtes thuis zitten. Ik zeg altijd: werk zoeken, is een fulltimebaan.’
Paradoxaal dromen
Tijdens veel bijeenkomsten wordt aan bijstandsgerechtigden gevraagd om een droombaan te formuleren of zelfs te visualiseren op een zogenoemd mood board. Maar paradoxaal genoeg leren zij ook om deze droom tijdelijk los te laten, zodat deze in de toekomst kan worden gerealiseerd.
Als bijstandsgerechtigde ben je immers verplicht om ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ te aanvaarden, ook als je een opleiding hebt gedaan voor een bepaald beroep of meer dan het minimumloon wilt verdienen.
Een klantmanager vertelt over een bijstandsgerechtigde criminoloog die in een fietsenwinkel ging werken, een advocaat die startte in de catering en iemand met een achtergrond in Grieks en Latijn die taxichauffeur werd. Hij voegt hieraan toe: ‘Een man was voorheen lasser offshore en verdiende 4000 euro netto. Hij kon als lasser aan de slag net boven het minimumloon en zei: “Dat doe ik niet.” Ja, hij zal toch moeten, anders stoppen wij z’n uitkering.’
Leren met teleurstelling omgaan
Klantmanagers kunnen de wet niet veranderen, maar ze kunnen wel het idee uitdragen dat elke baan een stap is in de richting van een droombaan, ook al is de kans van slagen klein. ‘Het motto is: van werken komt ook vaak werk’, zegt een klantmanager. ‘Wij hopen dat je die droombaan in je hoofd houdt en daarop blijft solliciteren, maar je moet er niet op gaan zitten wachten.’
Als een bijstandsgerechtigde vraagt hoeveel mensen er in dit traject werk vinden, antwoordt hij: ‘25 procent ongeveer, en 25 procent haakt af. Mensen die echt gemotiveerd zijn, met teleurstelling kunnen omgaan, vaak worden afgewezen maar toch de moed weer kunnen oppakken, die maken de meeste kans op de arbeidsmarkt.’
Geen onwil van klantmanagers
Het is geen onwil van klantmanagers, zij proberen bijstandsgerechtigden te ondersteunen binnen de grenzen van het mogelijke. Duurzame uitstroommogelijkheden hebben zij nauwelijks te bieden, individuele gesprekken en een aantal uren verplichte training per week wel. Daarin proberen zij bijstandsgerechtigden te motiveren optimistisch te blijven in hun zoektocht naar een zekerder bestaan. Iets wat zijzelf soms even hard nodig hebben.
Paradoxaal genoeg stimuleren klantmanagers bijstandsgerechtigden met pedagogieken van optimisme om precaire arbeidsmarktomstandigheden te accepteren die de kans op een betere toekomst zeer waarschijnlijk belemmeren. Re-integratiedienstverlening biedt bijstandsgerechtigden zo slechts wrede hoop en maakt structurele arbeidsmarktproblemen tot een individueel probleem van bijstandsgerechtigden zelf.
Josien Arts is promovenda politieke sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Zij doet onderzoek naar evaluatie- en pedagogische praktijken in gemeentelijke re-integratiedienstverlening bij drie Nederlandse gemeenten. De volledige versie van artikel verscheen eerder in het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.