De flexibele schil verdwijnt maar niet, ondanks de krappe arbeidsmarkt

Van nu.nl van 10 april 2019:

De Nederlandse arbeidsmarkt heeft een fikse flexibele schil, terwijl er tegelijkertijd een tekort aan arbeidskracht bestaat. Waarom komen die twee niet bij elkaar?

Het is deels een mismatch, volgens Sarike Verbiest, die bij TNO onderzoek doet naar flexibele arbeid. Er is veel vraag naar geschoold personeel, maar het aanbod aan arbeidskrachten past niet bij die vacatures.

De flexibele schil bestaat uit werkkrachten die snel ingehuurd kunnen worden, en met wie de samenwerking ook net zo snel weer ontbonden kan worden. Denk aan: uitzend- en oproepkrachten, tijdelijke werknemers en zzp’ers. Verbiest: “Het is eigenlijk een rare parapluterm, er vallen veel types arbeid onder die onderling sterk verschillen.”

Volgens de Flexbarometer, die cijfers van het CBS omtrent werknemerschap op een rij zet, heeft 61,2 procent van de betaalde werknemers een vaste aanstelling. Dat zijn bijna 5,5 miljoen mensen.

De flexibele schil bestaat uit 3,1 miljoen mensen. Zij verdienen gemiddeld minder dan mensen met een vaste baan, hebben minder inkomenszekerheid en een deel heeft minder kansen om zich verder te ontwikkelen.

Oplossing voor de mismatch

Wat vooral opvalt: flexibele werknemers zijn vaker laag opgeleid dan vaste werknemers (32 procent versus 17 procent).

Verbiest van TNO: “Er wordt door werkgevers minder geïnvesteerd in laagopgeleide flexibele werknemers. Misschien dat werkgevers geen potentie in ze zien. Maar hiermee zou een deel van de mismatch wellicht opgelost kunnen worden.”

“Wij horen juist van onze leden dat ze steeds sneller geneigd zijn werknemers een vast contract aan te bieden. Dat is een direct gevolg van de arbeidskrapte”, zegt Jannes van der Velde, woordvoerder bij werkgeversorganisatie AWVN.

Toch is het absolute aantal vaste contracten met 200.000 gedaald ten opzichte van 2005, en is de flexibele schil in dezelfde periode met meer dan de helft gegroeid (een toename van 1,2 miljoen).

Weersafhankelijke horeca: een flexibele schil van 70 procent

Moderne bedrijven hebben volgens Van der Velde nu eenmaal een flexibele schil nodig, om gemakkelijk te kunnen op- en afschalen. Denk aan de weersafhankelijke horeca (flexibele schil: 70 procent) of een fabriek voor meubelplaten die een bestelling binnenkrijgt en à la minute aan de slag moet.

“Aan zo’n grote schil zitten zeker schaduwzijden, maar wat betreft concurrentiepositie en werkgelegenheid zijn er vooral voordelen.”

Arbeidsmarkten die op de Nederlandse lijken, zoals die in Duitsland en Scandinavische landen, hebben een veel kleiner aandeel flexwerkers. “De flexibele schil lijkt soms een soort nieuwe norm geworden. Ieder bedrijf moet er één hebben, is het idee, terwijl dat soms helemaal niet goed doordacht of nodig is”, volgens Verbiest.

In haar onderzoek stuitte ze op een afvalverwerkingsbedrijf dat met drie ploegen werkte. Twee ploegen waren vast in dienst, de derde bestond standaard uit uitzendkrachten. “De werktoevoer was vrij stabiel en op de vraag waarom het bedrijf één ploeg niet vast in dienst had, antwoordden ze: ‘dat hebben we gewoon’. Er was niet goed over nagedacht, terwijl werkzekerheid voor die werknemers een groot verschil zou maken.”

Als niet een papiertje maar vaardigheden gaan tellen

Het blijft voor Verbiest vooralsnog een vraag waarom laagopgeleide flexwerkers en de krapte aan arbeid niet bij elkaar komen. Ze wijst op de lage mobiliteit tussen sectoren. “We denken nog veel in vastomlijnde functies en bijbehorende diploma’s, terwijl een persoon vaak meer kan”, zegt Verbiest.

Het overschot aan mensen in de industrie of financiële sector, waar door technologische ontwikkeling banen verdwijnen, maakt nauwelijks de overstap naar werkvloeren waar ze omhoog zitten, zoals het onderwijs of de zorg. “Als het probleem groot genoeg wordt, gaat daar wel beweging in komen”, denkt Verbiest.

De verandering naar een arbeidsmarkt waarin vaardigheden tellen en niet het papiertje, is al in gang gezet. Zo pleit AWVN voor een competentiepaspoort, een digitaal dossier waarin is opgenomen wat je kunt. Dit moet dan wel, net als diploma’s, erkend worden.