Van socialevraagstukken.nl
De ‘basisbaan’ als alternatief voor de bijstandsuitkering is populair. Onlangs deed het Platform de Toekomst van Arbeid een duit in het zakje. Maar Anja Eleveld bepleit een rechtvaardiger alternatief, waarbij de basisbaan uiteindelijk moet helpen om echte banen te creëren.
In het op 30 juni 2020 verschenen rapport van Het Platform de Toekomst van Arbeid wordt de basisbaan aangedragen als één van de ‘bouwstenen van een regeerakkoord’. De idee van de basisbaan circuleert al langer (zie o.a. De Beer 2015; Brouwers, Verhoeven & Wilthagen 2018; Commissie Regulering van Werk 2020; Dankbaar en Muysken 2019; Verbon 2020; WI CDA 2018; WRR 2020) en zal hoogstwaarschijnlijk dit najaar in een aantal politieke programma’s terug te vinden zijn.
Hieronder betoog ik dat het voorstel van het Platform geen oplossing biedt voor de onderliggende arbeidsmarktproblemen, en mede om die reden, onrechtvaardig is. Mijn voorstel voor de gedifferentieerde basisbaan, die ik elders in detail heb onderbouwd en uitgewerkt (Eleveld 2020), is een rechtvaardiger alternatief dat – anders dan het voorstel van het platform en de andere basisbaanvoorstellen – is gebaseerd op het fundamentele grondrecht op arbeid en het recht op gelijk loon voor arbeid van gelijke waarde.
Voorstel van het Platform
Het Platform stelt voor dat iedere bijstandsaanvrager wordt verplicht om een basisbaan van 20 tot 28 uur per week tegen het minimum uurloon te aanvaarden. Daarmee komt het inkomen uit op de bijstandsnorm. De basisbaan is een tijdelijke baan die maximaal twee keer mag worden verlengd. De basisbaan kan bestaan uit: 1) het oplossen van ernstige problemen in de persoonlijke levenssfeer; 2) leren en ontwikkelen; en 3) werkervaring- en ritme opdoen in combinatie met oriëntatie op de arbeidsmarkt.
Een permanente basisbaan is slechts voorbehouden aan mensen die nooit productief genoeg kunnen worden. De bedenkers gaan er vanuit dat een deel van de bijstandsaanvragers eieren voor zijn geld zal kiezen door zelf op zoek te gaan naar werk. ‘Werkweigeraars’ kunnen rekenen op een sanctie.
Geen oplossing en onrechtvaardig
Hoewel een basisbaan is te prefereren boven onbetaalde trajecten, is het de vraag in hoeverre het voorstel van het Platform een oplossing biedt voor de huidige deprimerende carrousel tussen bijstandsuitkering en korte (gesubsidieerde) banen tegen het minimumloon (SCP 2019). Waarom zou een tijdelijke goedkope basisbaan wel leiden tot een duurzame arbeidsovereenkomst? De lage beloning mag misschien een lokkertje zijn, maar heeft ook als effect dat werkgevers minder geneigd zullen zijn om vervolgens een vast contract tegen cao-loon aan te bieden. Een nieuwe goedkope basisbaanwerknemer is immers lucratiever.
Hetzelfde spel doet zich nu voor. De werkgever geeft vaak de voorkeur aan een nieuwe bijstandsgerechtigde met een gratis proefperiode boven een voormalige bijstandsontvanger op een vaste arbeidsovereenkomst tegen cao-loon (Eleveld en Klosse 2019).
Het voorstel van het Platform biedt daarnaast geen oplossing voor structurele problemen die ten grondslag ligt aan de terugkerende werkloosheid van een aantal groepen, zoals arbeidsmarktdiscriminatie (Walz 2020). Integendeel, in feite wordt de rekening van de disfunctionerende arbeidsmarkt neergelegd bij bijstandsgerechtigden. Zij worden verplicht om een baan met een (te) lage beloning te aanvaarden, zonder dat duurzame participatie in het vooruitzicht wordt gesteld.
Beter voorstel: de gedifferentieerde basisbaan
Mijn voorstel voor de gedifferentieerde basisbaan draait de rollen om. De verplichting rust in dit voorstel op de overheid en sociale partners (om iets te doen aan de achterstelling op de arbeidsmarkt) en de bijstandsgerechtigde geniet het recht op een basisbaan. De gedifferentieerde basisbaan is gebaseerd op het recht op arbeid en op het recht op gelijk loon voor arbeid van gelijke waarde die we onder andere vinden in artikel 19 van onze grondwet (het recht op arbeid), en in verschillende internationale verdragen zoals artikel 1 van het Europees Sociaal Handvest (ESH), en in het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR).
Deze fundamentele grondrechten verplichten de overheid om zorg te dragen voor daadwerkelijke en gelijkwaardige toegang tot de arbeidsmarkt op basis van het gelijkloonbeginsel. Vanuit die optiek moeten basisbanen opgevat worden als een noodgreep: zolang de achterstelling op de arbeidsmarkt niet structureel wordt aangepakt en ‘vaste’ banen en banen met betere salarissen steeds meer een privilege van een kleine groep insiders worden (Straus en Fudge 2014; Rubery et al 2018), is de invoering van een basisbaan gerechtvaardigd.
Daarbij geldt als voorwaarde dat beloning in overeenstemming is met het gelijkloonbeginsel en de basisbaan voldoet aan de overige eisen die onder het grondrecht op arbeid vallen, zoals het recht op vrije arbeidskeuze, waardigheid, ontwikkeling en erkenning.
Vaste arbeidsovereenkomsten tegen cao-loon
Het voorstel voor de gedifferentieerde basisbaan komt er kortgezegd op neer dat alleen aan een bepaalde afgebakende groep bijstandsgerechtigden een tijdelijke basisbaan tegen het minimumuurloon wordt aangeboden. Dit betreffen: 1) werkzoekenden die met een basisbaan een BBL-opleiding (dat is een combinatie van werken en leren) in een tekortsector kunnen afronden; en 2) kansrijke werkzoekenden met startkwalificatie die ervaring kunnen opdoen in de sector van hun opleiding.
Overige werkzoekenden krijgen in overeenstemming met het recht op arbeid en het gelijkloonbeginsel een basisbaan voor een jaar tegen het minimumuurloon aangeboden via een gemeentelijke basisbaanpoolorganisatie, gevolgd door een permanent contract op basis van cao-loon. Het gaat hier in de eerste plaats om dezelfde doelgroep als die het Platform voor ogen heeft, namelijk werkzoekenden die niet zelfstandig in staat zijn het minimumloon te verdienen. De inlenende werkgever betaalt aan de basisbaanpoolorganisatie een vergoeding die overeenkomt met de loonwaarde van de werknemer. Echter anders dan bij het Platform worden deze voormalige werkzoekenden in staat gesteld om met een fulltime baan het minimumloon te verdienen en vanaf het tweede jaar een hoger loon, gebaseerd op een nieuwe Participatiewet-cao.
In de tweede plaats wordt een permanente arbeidsovereenkomst tegen cao-uurloon – gebaseerd op de cao van de inlenende partij – aangeboden aan een ‘restcategorie’ werkzoekende bijstandsontvangers voor wie de arbeidsmarkt geen (vaste) plek lijkt te hebben, behalve in tijdelijke laaggeschoolde uitzendbaantjes en oproepcontracten. Het inkomen van deze basisbaanwerknemers is gemaximeerd op 100 procent van de bijstandsnorm, zodat het de overheid (op het inkomensdeel) geen extra geld kost. Dus bij een hoog cao-loon zullen deze basisbaanwerknemers bijvoorbeeld 2 dagen per week op een basisbaan werken. Het staat hen vrij om bij te verdienen met andere werkzaamheden (dus niet op een basisbaan). Deze werkzoekenden worden uitsluitend uitgeleend aan de overheidssector en de (semi)publieke sector ten behoeve van maatschappelijk nuttig werk dat ten dele in het verleden is weg bezuinigd. Deze werkgevers zijn geen vergoeding verschuldigd. De basisbaan biedt deze werkzoekenden zodoende rust en de kans op een waardig bestaan. Bij het aangaan van de basisbaanovereenkomst wordt bovendien rekening gehouden met het recht op vrije arbeidskeuze, een ander kernelement van het recht op arbeid. Dat betekent dat de basisbaan zoveel mogelijk aansluit bij de werkervaring, opleiding en wensen van de bijstandsgerechtigde (Eleveld en Dermine 2018). Indien verschil van mening bestaat over de passendheid van een basisbaan, wordt een second opinion gevraagd aan een commissie waarin onder andere leden uit de cliëntenraad zitting hebben.
Inzetten op echte banen
Het inkomen van de restcategorie is gemaximeerd op 110 procent van de bijstandsnorm. Doordat de overheid voor deze groep basisbaanwerknemers 10 procent meer moet betalen dan ze anders had moeten betalen bij werkloosheid (namelijk de bijstandsnorm) wordt zij extra geprikkeld om een inspanning te leveren om arbeidsmarktdiscriminatie te bestrijden en – meer in het algemeen – de arbeidsmarkt toegankelijker te maken voor werknemers die niet passen in het plaatje van de hoogproductieve fulltime werknemer.
Mijn voorstel zet met andere woorden in op echte banen. Trajectachtige ‘banen’ zoals voorgesteld door het Platform kunnen volgens de rechter niet aangemerkt worden als echte banen met daarbij horende werknemersrechten. Maar nog belangrijker, dit soort basisbanen vergroten (de helaas toch al niet te vermijden) stigmatisering van basisbanen en dragen daarmee niet bij aan het recht op waardigheid.
Anja Eleveld is universitair docent arbeidsrecht en law in society aan de Vrije Universiteit.