Van Follow the Money:

Nederland doet het goed op de lijstjes van welvarendste en gelukkigste landen ter wereld. Maar deze scores geven slechts een deel van de werkelijkheid weer: die van mensen met geld. Wat als je geen geld hebt? In een vijfdelige serie gaat Tonie Broekhuijsen in op wat armoede is en wat het betekent om arm te zijn. Vandaag deel 3: ‘Als je een bijstandsuitkering ontvangt, moet je altijd vriendelijk blijven.’

Wat betekent arm zijn in Nederland voor mensen in de bijstand, mensen die door pech en ziekten zonder geld komen te zitten, en even niet zo weerbaar zijn als ze waren? Arm zijn betekent vooral veel in de rij staan, uitgenodigd worden op tijden die anderen bepalen, op je beurt wachten, van loket naar loket gestuurd worden en oneindig veel formulieren invullen.

Journalist Jesse Frederik, die een jaar lang onderzoek deed naar schulden en de instanties die zich professioneel bezighouden met armoede, hekelde in de Den Uyl-lezing van 2017 deze ambtelijke cultuur. ‘In een recent rapport van de Sociaal Economische Raad over armoede in Nederland werd voorgesteld om een ‘armoederegisseur’ aan te stellen. Fijn, een armoederegisseur, nog een hulpverlener die kan aanschuiven tijdens het ‘netwerkoverleg’ met de bewindvoerder, veldregisseur, jeugdregisseur, wijkregisseur, gezinsregisseur, participatieregisseur, maatschappelijk werkster, consulent jeugd, re-integratieconsulent, verslavingsarts, wijkcoach, gezinscoach, jobcoach en schuldhulpverlener.’ Een prijzig kopje koffie, aldus Frederik. ‘Al die hulpverleners willen mensen blijkbaar ‘zelfredzaam’ maken, zodat hun werk overbodig wordt. Maar dan heb ik een simpele vraag voor u: hoe kan het dat steeds méér mensen bezig zijn zichzelf overbodig te maken?’

Een rondgang langs de loketten maakt duidelijk hoe de overheid mensen in armoede gevangen houdt. Er wordt veel vergaderd, er worden veel rapporten geschreven, maar de armoede blijft bestaan. Zoals Arjan Kaaks, lid van de Eerste Kamerfractie van het CDA, begin januari op dit platform in een analyse over het falend openbaar bestuur schreef: ‘We hebben afscheid genomen van de welvaartsmaatschappij toen de participatiemaatschappij werd geïntroduceerd. Maar er is niet veel van die participatie terechtgekomen. Het lijkt te zijn geïnterpreteerd als: je moet vooral voor jezelf zorgen.’

Loket Bijstand

De periode voordat je in de bijstand terecht komt, is voor velen stressvol. Scheiding, een langdurige ziekte of werkloosheid gaan de meeste mensen niet in de koude kleren zitten.

Sinds 2019 is de duur van de WW en de ziektewet in Nederland verkort van 38 maanden naar maximaal 24 maanden. Na twee jaar wordt verondersteld dat je óf weer aan het werk bent, of dat je van de ziektewet in de regeling voor arbeidsongeschiktheid terecht bent gekomen. Als je geen enkele bron van inkomsten hebt, rest de bijstand.

Op de website van de Rijksoverheid wordt het zo omschreven: ‘U heeft recht op een algemene bijstandsuitkering als u voldoet aan de voorwaarden. En niet genoeg inkomen of vermogen heeft om in uw levensonderhoud te voorzien. En ook niet in aanmerking komt voor een andere voorziening of uitkering.’

Voordat de bijstand wordt toegekend, kijkt de gemeente met wie de aanvrager samenwoont. ‘De kostendelersnorm betekent dat als u samenwoont met meer volwassenen, de gemeente uw bijstandsuitkering daarop aanpast. Hoe meer volwassen personen in uw huis wonen, hoe lager uw uitkering.’

In de praktijk betekent deze kostendelersnorm dat kinderen die 21 jaar zijn geworden tot kostwinners in het huishouden worden gerekend. De kostendelersnorm zorgt, met name bij jongeren, voor dakloosheid, zo constateert de vereniging van leidinggevenden in het sociaal domein, Divosa, al enkele jaren: ‘Bijstandsgerechtigden die hun woning delen, krijgen een lagere uitkering door de ‘kostendelersnorm’. Hierdoor zijn ze vaak minder geneigd om hun woning te delen, terwijl er een schreeuwend tekort aan woonruimte is. Hoe kunnen we voorkomen dat mensen, vooral jongeren, dak- of thuisloos raken en tegelijk een ‘stapeling van bijstandsuitkeringen’ op één adres vermijden?’ Daar wordt nog over vergaderd.

Belangrijk bij de toelating tot de bijstand is ook de vermogenstoets. Voor wie een gezamenlijke huishouding voert, gehuwd is of samenwoont, telt het vermogen en het inkomen van de partner mee bij de beoordeling om in aanmerking te komen voor de bijstand. De Belastingdienst bepaalt jaarlijks hoeveel vermogen bijstandsgerechtigden mogen hebben.

Tot het eigen vermogen worden bedragen gerekend op de spaarrekening en betaalrekening, beleggingen en obligaties, de waarde van een eventuele koopwoning, auto, caravan en/of boot, kunst en de afkoopwaarde van verzekeringen. De regels kunnen per gemeente verschillen. Zo rekenen sommige gemeenten auto’s met een lage waarde niet tot het eigen vermogen.

Vermogensgrens

De jaarlijkse vermogensgrens geldt voor de gehele periode dat iemand in de bijstand zit. Alleenstaanden mogen maximaal 6.295 euro vermogen hebben om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering; alleenstaanden en stellen met kinderen 12.590 euro (deze bedragen gelden voor 2021, TB).

Stel: iemand heeft bij het aanvragen van de bijstand een bedrag van 5.000 euro op zijn of haar bankrekening staan. Dat mag. Maar in de eerste drie jaar bijstand wordt er een fiets gestolen, gaat de wasmachine kapot en hebben de dure decembermaanden dat vermogen behoorlijk verminderd. Er staat na 3 jaar nog  2.500 euro op de spaarrekening. Nu overlijdt een familielid en dat laat 3.000 euro na. Opgeteld is dat 5.500 euro en blijft het bedrag nog steeds onder de vermogensgrens van 6.295 euro.

Een eigen huis is voor veel mensen een groot deel van hun vermogen

Maar, zoals gezegd, geldt de vermogensgrens voor de gehele periode in de bijstand. De gemeente rekent die 3.000 euro bovenop de oorspronkelijke 5.000 euro. Dan komt het vermogen dus 1.705 euro boven de vermogensgrens. Dat bedrag moet eerst worden opgemaakt voordat de bijstand weer wordt uitgekeerd.

Eigen huis opeten

Een eigen huis is voor veel mensen een groot deel van hun vermogen. Moet iemand zijn huis eerst verkopen en vervolgens ‘opeten’ voordat hij of zij in aanmerking komt voor de bijstand? Dat hangt af van de overwaarde van het huis: het verschil tussen de waarde van het huis en de hypotheekschuld bij de bank.

Gemeenten kijken bij de beoordeling ook naar de woonkosten. Als de aanvrager zelf in het huis woont en de overwaarde van dat huis is minder dan 52.500 euro, dan komt diegene in aanmerking voor de bijstand. Is de overwaarde hoger dan 52.500 euro, dan moet diegene inderdaad óf het huis verkopen óf een extra hypotheek nemen om van dat geld te gaan leven.

Wanneer een geschikte huurwoning evenveel kost als de hypotheeklasten voor de eigen woning, óf als deze woning zelfs duurder is, mag de aanvrager in het eigen huis blijven wonen en komt diegene toch in aanmerking voor de bijstand. Gemeenten hebben daar hun eigen regels voor.

Inkomen of bijdrage in de kosten

Alimentatie is een bron van inkomsten. In de uitleg over de Participatiewet staat duidelijk beschreven dat alimentatie wordt verrekend met de bijstand: ‘Heeft u bijstand en krijgt u partneralimentatie en/of kinderalimentatie? Dan geldt deze alimentatie als inkomen. Uw gemeente trekt de alimentatie af van uw bijstandsuitkering.’

In het informatieblad Alimentatie van het ministerie voor Justitie en Veiligheid wordt alimentatie gezien als ‘een bijdrage in de kosten’ die iemand heeft om te kunnen leven. De Raad voor Rechtsbijstand omschrijft kinderalimentatie als volgt: ‘Als ouders blijft u ook na de scheiding samen financieel verantwoordelijk voor uw kinderen. En dus moet u samen afspreken hoe u deze kosten verdeelt. Van belang daarbij is ook hoe u de zorg en opvoeding onderling verdeeld hebt. En wat de draagkracht is van beide partners. De afspraken over kinderalimentatie legt u vast in een ouderschapsplan.’

Als kinderalimentatie een bijdrage in de kosten van de opvoeding behoort te zijn, zou het niet van de bijstand mogen worden afgetrokken. De overheid meet hier met twee maten. Kinderalimentatie wordt enerzijds gezien als een bijdrage van de ene ouder aan de andere ouder in de kosten en opvoeding van het kind; dit wordt afgesproken in het belang van het kind. Anderzijds ziet de overheid deze alimentatie als inkomen ten behoeve van het gezin. Dit is in het belang van de gemeente, die op deze wijze minder hoeft te betalen aan het gezin. Dat is dus niet in het belang van het kind.

In de bijstand leef je op het minimuminkomen; in de praktijk zal de partner die niet in de bijstand zit doorgaans de kosten voor de zorg en opvoeding van de kinderen op zich nemen. Het bedrag dat hij of zij de ex-partner betaalt, wordt door de gemeente afgetrokken van de bijstandsuitkering. De Participatiewet werkt hier dus in het nadeel van de kinderen in een eenoudergezin.

Een bloemetje op tafel

Mensen in de bijstand mogen niet zomaar cadeautjes ontvangen. Giften en cadeautjes boven een bepaald bedrag moeten worden opgegeven aan de Dienst Werk & Inkomen. Grote gemeenten als Amsterdam en Rotterdam verrekenen giften boven de 1.200  euro per jaar met de bijstandsuitkering. Giften worden bij elkaar opgeteld. Ook giften in natura moeten worden aangemeld. Mensen die dit nalaten, kunnen rekenen op een boete of zogenaamde strafkorting op hun uitkering.

Een bijstandsuitkering is weliswaar een recht, maar tegenover dat recht staan verplichtingen. Bijstandsgerechtigden moeten alles doen om weer aan het werk te komen. Onbetaald werk uitvoeren als de gemeente dat vraagt. De gemeente inlichten over een studie die je wilt volgen. Plannen om samen te wonen, voor vakantie en vrijwilligerswerk moet je aan de gemeente opgeven. Je moet meewerken aan huisbezoeken en jezelf kunnen identificeren. Mensen in de bijstand moeten de Nederlandse taal spreken en het inburgeringsexamen hebben behaald, mochten ze niet in Nederland zijn geboren. Wie niet aan deze eisen voldoet, kan rekenen op strafkortingen. Na een jaar kan de gemeente besluiten de uitkering te stoppen.

Als je een bijstandsuitkering ontvangt, moet je altijd vriendelijk blijven

Gemeenten hanteren bij de uitvoering van de bijstandswet niet allemaal dezelfde regels. Wel heeft de overheid gemeenten verplicht in lokale verordeningen ‘een tegenprestatie’ te eisen. Maar wat die tegenprestatie inhoudt, verschilt dus per gemeente. Amsterdam staat bijvoorbeeld bekend als ‘sociaal’, Rotterdam daarentegen als ‘streng’. De toeslagen die bijstandsgerechtigden kunnen aanvragen, verschillen eveneens per gemeente. En die verschillen kunnen behoorlijk oplopen, tot wel 500 euro per jaar.

En tot slot: als je een bijstandsuitkering ontvangt, moet je altijd vriendelijk blijven. ‘U mag zich niet slecht gedragen tegen een gemeentelijke ambtenaar. Doet u dit toch? Dan kan uw gemeente uw bijstandsuitkering verlagen,’ zo meldt de Rijksoverheid onder het kopje ‘Wat zijn mijn rechten en plichten in de bijstand’.

De bijstand is allang niet meer die uitkering met ‘een bloemetje op tafel’ van Marga Klompé die als eerste vrouwelijke minister van Nederland op 1 januari 1965 de Algemene Bijstandswet invoerde.

Loket Kinderen

Sinds de eeuwwisseling blijkt grofweg 10 procent van de kinderen in Nederland in armoede op te groeien. De absolute cijfers veranderen per jaar, maar het gaat om ruim 271.000 kinderen. In elke lagere schoolklas zitten twee tot drie kinderen die opgroeien in armoede, berekende de Sociaal Economische Raad (SER) in het rapport Opgroeien zonder armoede. Een derde van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede, is afkomstig uit eenoudergezinnen. Hoe meer kinderen een ouder alleen moet opvoeden, hoe groter de kans op armoede. Nog een opvallend feit, aldus het SER-rapport, is dat ruim een kwart van de kinderen die in armoede opgroeien, werkende ouders heeft.

Kinderen kunnen er niets aan doen dat hun ouders weinig verdienen of van een uitkering moeten rondkomen. Maar kinderen ervaren wel dagelijks de gevolgen van armoede. Ze maken zich zorgen of er eten op tafel komt, of er wel geld is voor nieuwe kleding of schoolspullen. Ze eten minder gezond dan leeftijdsgenootjes waar thuis wel genoeg geld is. Ze zitten niet op een sportvereniging. Soms durven ze geen vriendjes of vriendinnetjes mee naar huis te nemen omdat hun ouders ziek zijn of verslaafd – of zoveel andere problemen hebben dat ze nauwelijks aanspreekbaar zijn. Kinderen voelen bijvoorbeeld haarfijn aan dat aan het eind van de maand hun ouders stress hebben omdat er rekeningen betaald moeten worden. Die onzekerheid en angst van hun ouders nemen de kinderen mee naar school.

Dat heeft ook consequenties op cognitief vlak. Zoals Kinderombudsman Margrite Kalverboer constateert in het rapport Alle kinderen kansrijk: ‘Uit gedragsonderzoek blijkt dat mensen door geldgebrek een soort tunnelvisie krijgen. Hun focus op acute problemen beperkt hun denken en handelen. Het maakt mensen minder goed in staat aandacht te hebben voor iets buiten de dringende problemen en vooruit te kijken of te plannen.’

Een derde van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede, is afkomstig uit eenoudergezinnen

Geduld, zelfbeheersing, tolerantie, aandacht en toewijding lijden onder de stress die gerelateerd is aan armoede en schulden, aldus Kalverboer. ‘Ouders in armoede staan zodanig onder druk dat zij minder oog hebben voor hun kinderen.  Stress gerelateerd aan armoede wordt in verband gebracht met een hardere opvoedstijl. Ouders zijn bijvoorbeeld afstandelijker en bestraffend naar hun kind, reageren met minder inlevingsvermogen op hun kind en kunnen hun kind minder goed aanmoedigen.’

Er zijn in de afgelopen decennia talloze onderzoeken gedaan naar de effecten van armoede op kinderen. Concluderend sommen ze allemaal dezelfde treurige feiten op. Kinderen die in armoede worden geboren, hebben een lager gewicht dan andere kinderen. De sterfte onder baby’s die in armoede worden geboren, is hoger dan onder baby’s uit gezinnen met een gemiddeld inkomen. De gezondheid van arme kinderen is over het algemeen zwakker; ze hebben vaker chronische klachten, zoals bijvoorbeeld astma. De klachten komen voort uit slechte(re) woonomstandigheden: weinig ruimte en geluidsoverlast zijn slecht voor de gezondheid en ontwikkeling van kinderen. Het feit dat de ouders lange tijd stress ervaren, beïnvloedt uiteraard ook de band tussen kinderen en hun ouders. Zij voelen zich thuis veel minder veilig dan kinderen die in betere omstandigheden opgroeien.

Extra geld

De rapporten van de SER en de Kinderombudsman uit 2017 hebben veel publiciteit gekregen. Ook de Tweede en Eerste Kamer besteedden er de nodige aandacht aan. Er werden bijvoorbeeld vragen gesteld in de Tweede Kamer, met name over de kwantitatieve doelstellingen om kinderarmoede te bestrijden. Er wordt jaarlijks 100 miljoen extra subsidie verleend aan gemeenten om arme kinderen mee te laten doen op school, op sport- en muziekverenigingen, voor vakantieactiviteiten en abonnementen op de bibliotheek. Ook is er extra geld gekomen voor de Stichting Leergeld, het Jeugdfonds Sport & Cultuur, Nationaal Fonds Kinderhulp, Stichting Jarige Job en de Stichting Samen voor Alle Kinderen.

In 2018 toonde de CDA-fractie zich tegenover het kabinet verontwaardigd over de armoede onder kinderen: ‘De leden van de CDA-fractie vragen of u met deze leden van mening bent dat het onaanvaardbaar is dat in een beschaafd en rijk land 1 op de 9 kinderen, in totaal zo’n 400.000, in armoede opgroeien.’

Het kabinet reageerde zeer voorzichtig. Vanuit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werden er drie vragen gesteld aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het SCP en het Centraal Planbureau (CPB): wat is armoede, hoe kan je meten dat het armoedebeleid effectief is en wat zijn de oorzaken? De notitie van de drie ambtelijke bureaus zoomt vooral in op de complexiteit van de oorzaken van armoede en de onderzoeksmethode. Een onderzoekstechnisch verhaal met veel jargon. Het antwoord is uiteindelijk: ja, je kunt armoede meten, maar dat vereist weer nader onderzoek om nieuwe meetmethoden te ontwikkelen die langdurige armoede kunnen monitoren.

Mensen in de bijstand mogen niet zomaar cadeautjes ontvangen

Armoede is een complexe materie, echode de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Tamara van Ark weer een jaar later, in 2019. Deze materie zou niet in één cijfer te vangen zijn. De ambities om kinderarmoede tegen te gaan formuleerde Van Ark daarom als volgt:

(1)  Ieder kind dat in een gezin met een laag inkomen opgroeit kan meedoen. In 2021 wordt 100 procent van de gezinnen in de bijstand bereikt en 70 procent van de werkende gezinnen met een laag inkomen. 

(2)  Het aantal huishoudens met kinderen dat een laag inkomen heeft gaat omlaag. De periodieke armoedecijfers van het SCP en CBS laten een structurele afname zien; 

(3)  Er komt periodiek kwalitatief inzicht in de samenhang van armoede onder kinderen met problemen op de verschillende levensdomeinen zoals zorg, onderwijs en veiligheid, en 

(4)  Periodiek wordt er een kwalitatief overzicht geboden van goede voorbeelden en initiatieven van gemeenten en andere lokale en nationale organisaties gericht op het voorkomen van armoede onder kinderen en de negatieve gevolgen daarvan voor kinderen. 

De vraag hoeveel kinderen er in 2021 in het welvarende Nederland nog in armoede moeten opgroeien, wordt met die uitgesproken ambities niet beantwoord.

Goochelen met percentages

Ondanks het feit dat meer dan de helft van de kinderen die opgroeien in armoede werkende ouders heeft, besloot het kabinet-Rutte III in januari 2020 dat het minimumloon niet verhoogd hoefde te worden. Alweer werd er onderzoek gedaan. Daaruit bleek dat de stijging van het minimumloon tussen 2011 en 2018 procentueel iets groter was dan de gemiddelde loonontwikkeling, en wel 1 procent.

Niet voor niets verdienen sommige minima liever minder dan meer, omdat ze bij een hoger loon minder toeslagen ontvangen

In koopkrachtontwikkeling gaat het de verdieners van het minimumloon schijnbaar voor de wind: waar modaal er tussen 2011 en 2018 slechts 4,9 procent op vooruit is gegaan, is de koopkracht van het minimumloon met 9,9 procent toegenomen. Alleenstaande ouders zijn er zelfs 15,7 procent op vooruit gegaan vanwege verhogingen van het kindgebonden budget en belastingverlagingen. Dat klinkt mooi, maar feitelijk betekent het dat ontvangers van het minimumloon afhankelijk blijven van alle toeslagen. Die toeslagen verdwijnen als ze iets meer gaan verdienen. Niet voor niets verdienen sommige minima liever minder dan meer, omdat ze bij een hoger loon minder toeslagen ontvangen. Uiteindelijk heft alleen een fatsoenlijk loon deze perverse situatie op.

Bijstandsgerechtigden zijn er in de periode 2011-2018 wel op achteruit gegaan, met name de alleenstaanden en de alleenstaande ouders. Maar dat is bewust beleid, meldt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het rapport Evaluatie Wettelijk Minimumloon: ‘De gedachte hierbij is dat de prikkel om vanuit de bijstand aan het werk te gaan hiermee wordt versterkt.’

Niemand kan zich natuurlijk ongevoelig tonen voor kinderen in armoede, daarom wordt er zo moeizaam over geschreven en gesproken. Maar uiteindelijk is er in de afgelopen jaren niets ondernomen om de daadwerkelijke oorzaken van kinderen in armoede aan te pakken. Want als je de kinderen écht wilt helpen, moet je bij de ouders beginnen.

Sneak preview deel 4

Rijke en geslaagde mensen roepen graag dat ze het ‘zelf’ hebben gemaakt. Fantastisch natuurlijk, maar zonder hulp en steun van thuis en de maatschappij was het ook hen niet gelukt. Zo zijn mensen die in armoede  terechtkomen ook niet ‘vanzelf’ schuldig aan hun situatie. In veel gevallen zijn ziekte, scheiding en stomme pech de oorzaak. Maar zo wordt dat niet gezien. Schuldenaren zijn schuldig en een prooi voor de schuldenindustrie. ‘Per saldo komen dus steeds minder burgers in aanmerking voor een schuldenvrije toekomst. Daar maakt de Nationale ombudsman zich ernstig zorgen over.’