Van Follow the Money
Nederland doet het goed op de lijstjes van welvarendste en gelukkigste landen ter wereld. Maar deze scores geven slechts een deel van de werkelijkheid weer: die van mensen met geld. Wat als je geen geld hebt? In een vijfdelige serie gaat Tonie Broekhuijsen in op wat armoede is en wat het betekent om arm te zijn. Vandaag het tweede deel: ‘Er zit een verkeerde prikkel in het toeslagensysteem.’
Rechtenstudenten leren dat er twee soorten grondrechten bestaan: de klassieke grondrechten en sociale grondrechten. Klassieke grondrechten zijn het kiesrecht, vrijheid van meningsuiting, recht op privacy, godsdienstvrijheid en het discriminatieverbod. De sociale grondrechten zijn in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw vastgelegd. Denk aan het recht op werk, huisvesting en onderwijs. De sociale grondrechten kunnen we niet afdwingen, zoals dat wel bij de klassieke grondrechten mag en kan: die vereisen actief optreden van de overheid. Het zijn zogenaamde zorgplichten of instructienormen; ze dragen de overheid op om ervoor te zorgen dat er sociale gerechtigheid heerst en dat burgers zich voldoende kunnen ontplooien. Deze sociale grondrechten zijn in 1983 in de grondwet opgenomen. Ze zijn te vinden in de artikelen 19 tot en met 23. De sociale grondrechten zijn onder meer afgeleid van het Europees Sociaal Handvest, waarin bijvoorbeeld ook het recht op staken is opgenomen.
Vanaf de jaren tachtig en negentig is in Nederland voor een politiek bestuur gekozen dat op alle sociale maatregelen heeft bezuinigd en geprobeerd sociale rechten ‘om te buigen’ of ‘te vereenvoudigen’. In gewoon Nederlands: wegbezuinigd. Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), verwoordt dat als volgt in een interview aan De Groene Amsterdammer: ‘De mensen moeten erop kunnen rekenen dat de overheid er voor hen is als dat nodig is. Dat is de grondgedachte achter het sociaal contract. Nu al decennialang vertelt de overheid daarentegen wat zij vooral niet meer van plan is te doen.’
‘De mensen moeten erop kunnen rekenen dat de overheid er voor hen is als dat nodig is’
In zijn pamflet Groter denken, kleiner doen uit 2018 schrijft minister van Staat Herman Tjeenk Willink dat het streven naar een kleinere en goedkopere overheid die tegelijkertijd ook beter zou zijn, voor burgers een tegengesteld effect heeft gehad: ‘Meer regels, meer formulieren, meer controle, meer kosten. En niet beter. De verdeling van de zogenoemde brede welvaart is ongelijk (CBS), maatschappelijke scheidslijnen zijn hardnekkiger en groter geworden (SCP), 30 procent van de bevolking is pessimistisch over de toekomst en het gevoel er niet bij te horen is onder Turkse en Marokkaanse Nederlanders gegroeid. Dat alles tast het vertrouwen in de democratische rechtsorde aan. Was dat de bedoeling van de BV Nederland?’ Tjeenk Willink concludeert dat de overheid allang niet m
Gulle gevers
Er zijn veel mensen in Nederland die zichzelf niet zo makkelijk staande houden als de overheid wil en verwacht. Neem de 2,5 miljoen laaggeletterden die ons land telt: ruim 1 op de 7 Nederlanders. Dit zijn mensen die grote moeite hebben met lezen, schrijven en rekenen. Vaak zijn ze niet erg bedreven in het werken met computers en smartphones. Even iets snel opzoeken op internet lukt niet. Net als het invullen van digitale formulieren van de overheid, een DigiD aanvragen of een e-mailtje naar een bedrijf of instelling sturen. De Nationale ombudsman constateert in het jaarverslag over 2018 dat het niet alleen ‘de kwetsbaarste mensen zijn, die vastlopen bij overheidsinstanties. Protocollen en procedures staan goede dienstverlening in de weg. Diensten worden verder weg van de burger georganiseerd, loketten verdwijnen en het wordt steeds lastiger om een echt mens aan de lijn te krijgen.’
Maar je bent als arme wel afhankelijk van die terugtrekkende overheid, omdat je van een minimuminkomen niet kan rondkomen. Je moet bij de overheid toeslagen aanvragen. Huurtoeslag. Zorgtoeslag. Kinderopvangtoeslag. En naast de kinderbijslag heb je ook nog het kindgebonden budget – een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderen. Al deze toeslagen kun je via de website van de Belastingdienst aanvragen, maar uitsluitend met een DigiD en een e-mailadres. Het aanvragen van al die verschillende soorten inkomensondersteuning is behoorlijk ingewikkeld.
Als arme moet je overal in de rij staan om jezelf te laten beoordelen door de gulle gevers
Een onderzoek uit 2014 liet zien dat een aanvrager voor inkomensondersteuning 27 formulieren moet invullen. Bas Jacobs, econoom en hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, pleitte eind 2019 voor vereenvoudiging van het toeslagenstelsel: ‘Mensen kunnen niet goed inschatten op hoeveel euro aan toeslagen ze recht hebben. Het systeem is te ingewikkeld. Ik heb laatst voor een vriendin exact proberen uit te rekenen op hoeveel huurtoeslag ze recht heeft. Om de exacte formule voor de huurtoeslag te achterhalen en de parameters uit de wetboeken, was ik meer dan een halve dag bezig. En ik ben hoogleraar openbare financiën. Kan je nagaan.’
Naast de overheid bestaat er ook nog een doolhof van particuliere initiatieven. Die zijn ongetwijfeld met de beste bedoelingen opgezet, maar kennen ook weer hun eigen regels en criteria. De Voedselbank, de LINDA.foundation, de Stichting Leergeld, en ga zo maar door. Als arme moet je overal in de rij staan om jezelf te laten beoordelen door de gulle gevers.
“Diensten worden verder weg van de burger georganiseerd, loketten verdwijnen en het wordt steeds lastiger om een echt mens aan de lijn te krijgen”
In de knel
Omdat de kosten voor levensonderhoud harder stijgen dan uitkeringen en lonen, komen steeds meer mensen in Nederland financieel in de knel. Volgens Divosa, de vereniging van gemeentelijke directeuren van de Sociale Dienst, heeft op dit moment 1 op de 5 huishoudens problematische schulden. Dat zijn 1,5 miljoen huishoudens. Mensen die in de schuldhulpverlening terecht komen, hebben gemiddeld een schuld van 40.000 euro. En dan zijn er ook nog eens 1,2 miljoen huishoudens met schulden die geen gebruik maken van schuldhulpverlening.
De grootste schuldeiser is de Rijksoverheid, in de gedaante van de Belastingdienst, het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) en de Dienst Uitvoering Onderwijs, beter bekend als DUO. Zorgverzekeraars, woningbouwcorporaties en incassobureaus staan eveneens in de top tien. Opvallend is ook de toename van het aantal incassobureaus dat in schulden handelt.
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid constateerde in 2017 al dat de zelfredzaamheid van de burger ook grenzen kent. Het toeslagensysteem van de Belastingdienst is gecompliceerd. Als je jarenlang onterecht een toeslag hebt ontvangen, moet je dat vroeg of laat aan de Belastingdienst terugbetalen. Met een laag inkomen gaat dat niet. Dan heb je dus een schuld.
Mensen die in de schuldhulpverlening terecht komen, hebben gemiddeld een schuld van 40.000 euro
Hoe verraderlijk die toeslagen kunnen zijn, bleek de afgelopen jaren door de toeslagenaffaire. Dankzij publicaties van RTL Nieuws en dagblad Trouw werd bekend dat de Belastingdienst toeslagen aan ouders voor kinderopvang zonder voorafgaande waarschuwingen had stopgezet. Deze ouders werden aangemerkt als fraudeurs en kwamen dankzij de terugvorderingen in ernstige financiële problemen. De Belastingdienst controleerde aanvragen van mensen met een dubbele nationaliteit extra kritisch. Vervolgens bleken achtereenvolgende bewindslieden op Sociale Zaken en Financiën niets te doen met signalen van Kamerleden, de Nationale ombudsman en de publicaties in de pers. Vanwege de keiharde opstelling van de Belastingdienst kwamen mensen daardoor in grote financiële problemen terecht. De Commissie Uitvoering Toeslagen, die onder leiding stond van Piet Hein Donner, minister van Staat en voormalig vicevoorzitter van de Raad van State, onderzocht begin 2020 de uitvoering van deze toeslag door de Belastingdienst, het ministerie van Financiën en het ministerie van Sociale Zaken. Ook deze commissie bleek niet alle informatie die boven water was gekomen, bekend te maken.
Na publicatie van het vernietigende eindrapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) viel het kabinet-Rutte III. Niet toevallig verschijnen er sinds die tijd steeds meer publicaties over de politieke aansturing en werkwijze van de Belastingdienst. Zo bleken zzp’ers die gebruik maakten van de zogeheten leenbijstand tot 2014 onterecht ontvangen toeslagen te moeten terugbetalen aan de Belastingdienst. Toen deze ‘maatregel’ in 2017 werd gerepareerd, oordeelde toenmalig staatssecretaris Eric Wiebes dat de regeling slechts met terugwerkende kracht tot 2014 hoefde te worden aangepast. Gevolg: duizenden zzp’ers vielen buiten de boot en bleven met schulden zitten.
Vrij Te Laten Bedrag
Steeds minder mensen komen in de schuldsanering van gemeenten terecht. Dat heeft niets te maken met de afname van het aantal schuldenaren, maar wel met het feit dat het steeds moeilijker wordt om toegelaten te worden. De rijksoverheid geeft gemeenten onvoldoende geld en mankracht om aan de vraag te voldoen.
Als iemand met schulden aanklopt voor hulp, stelt de gemeente tegenwoordig eerst een bewindvoerder aan om een zogenaamd ‘minnelijk traject’ te doorlopen. Een budgetbeheerder gaat op kosten van de gemeente de schuldenaar helpen om te kijken welke regelingen er getroffen kunnen worden met de schuldeisers, en hoeveel geld er uiteindelijk voor de schuldenaar overblijft om van te leven. De kosten voor de bewindvoerders worden door de gemeente betaald en zijn in de afgelopen jaren flink toegenomen.
Als iemand met schulden aanklopt voor hulp, stelt de gemeente tegenwoordig eerst een bewindvoerder aan om een zogenaamd ‘minnelijk traject’ te doorlopen
Als het via deze minnelijke schikking niet lukt om de schuldenaar te helpen, kan een beroep worden gedaan op de Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen). Dit is voor mensen met schulden een tussenstation naar een bestaan zonder schulden. Na drie tot vijf jaar is de schuldenaar van zijn schulden verlost en kan hij een nieuw leven beginnen. De rechter bepaalt wie er toegelaten wordt. De schuldenaar moet aan allerlei eisen voldoen en zijn geld wordt beheerd door een bewindvoerder. De schuldenaar krijgt een zogeheten Vrij Te Laten Bedrag (VTLB). Met dit geld moet hij of zij elke maand zien rond te komen. De rest van het geld wordt gebruikt om de schuldeisers af te betalen.
Om in de Wsnp te komen, moet de gemeente een verzoekschrift indienen bij de rechtbank. Maar dat doen gemeenten alleen onder bepaalde voorwaarden. Er zijn mensen die al jaren wachten om toegelaten te worden tot de Wsnp. De bureaucratie en een wirwar aan regelingen houden hen gevangen in het voorportaal van de schuldsanering.
Met werk toch arm
Een baan hebben betekent helaas niet meteen dat je kunt rondkomen met het geld dat je verdient. In het rapport Als werken te weinig opbrengt uit 2018 constateert het SCP dat 4,5 procent van de werkenden in Nederland arm is: iets meer dan de helft van deze mensen werkt in loondienst, de rest is zelfstandig. Het risico om arm te worden is bij werkenden in loondienst veel kleiner dan bij zelfstandigen. De meeste armen die werken, hebben een laag uurloon, werken niet voltijds en zijn perioden werkloos. Door de toename van het aantal zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel) en freelancers met nulurencontracten valt te verwachten dat het aantal werkende armen zal toenemen.
Er is door opeenvolgende regeringen de afgelopen jaren een kaalslag in beleid gevoerd als het om armoede ging. Van gezondheidszorg tot sociale woningbouw, van slecht betaalde flexbanen tot en met de afbraak van de sociale werkvoorzieningen voor gehandicapten: de overheid trok haar handen van de burger af. Woningcorporaties moeten immense belastingen betalen, zodat ze nauwelijks geld overhouden voor het bouwen van sociale woningen. De gezondheidszorg is overgelaten aan private verzekeraars die allerlei voorwaarden stellen aan het vergoeden van behandelingen. En dankzij de invoering van de Participatiewet zijn de betalingen van de uitkeringen van het Rijk overgeheveld naar de gemeenten, waarbij meteen een structurele bezuiniging van 1,7 miljard euro is doorgevoerd.
De overheid ziet de burger enerzijds als zelfstandig en mondig, als een individu dat als flexwerker en zzp’er ondernemend in het leven staat. Anderzijds zet de overheid de burger weg als een calculerende profiteur die gecontroleerd moet worden. Onder de noemer ‘klanten’ worden bijstandsgerechtigden voortdurend herinnerd aan hun plichten en beperkingen. Bij elke misstap worden ze gekort op hun uitkering, of wordt de uitkering zelfs maandenlang opgeschort. Bij de geringste verdenking van ‘bijverdiensten’ of ‘giften’ loopt de bijstandsuitkering gevaar, en vordert de gemeente geld terug, zoals in het geval van de inmiddels bekende mevrouw uit Wijdemeren, die de gemeente 7.000 euro moest terugbetalen omdat haar moeder haar wekelijks van boodschappen voorzag. De gemeente Wijdemeren is echter niet de enige, dit probleem speelt in meerdere gemeenten in Nederland.
De overheid trok haar handen van de burger af
Hoe komen gemeenten aan al die informatie over mensen in de bijstand? Het Inlichtingenbureau is een vrij onbekende stichting, die in 2001 werd opgericht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om overheidsdata aan elkaar te koppelen voor ‘een betere vaststelling van het recht op uitkeringen’. Concreet betekent dit dat deze stichting gegevens verzamelt van UWV, de Belastingdienst, DUO, de Sociale Verzekeringsbank en bijvoorbeeld de RDW (Rijksdienst Wegverkeer). ‘Wij ondersteunen gemeenteambtenaren bij het efficiënt en gedegen uitvoeren van hun wettelijke taken op het gebied van de Participatiewet. (…) Door het slim combineren van de verzamelde gegevens ontstaan signalen die wij vervolgens geautomatiseerd aanleveren bij gemeenten.’
De gemeente Wijdemeren startte het onderzoek naar de mevrouw in de bijstand dankzij signalen van dit bureau. In 2019 werd er 145.000 keer een melding verstuurd over personen die mogelijk samenwonen en dus geen recht hebben op een uitkering.
Papieren werkelijkheid
Herman Tjeenk Willink beschrijft in zijn boek Groter denken kleiner doen dat het politieke beleid in de afgelopen dertig jaar is opgeofferd aan managementdenken: aandacht voor organisatie, kostenbewustzijn en productie is overheersend geworden. Gevolg van dat beleid is dat er een nieuwe, bureaucratische werkelijkheid ontstaat met een geheel eigen jargon. Van een ‘niet-veel-maar-net-toereikend-grens’ tot en met de ‘aftoppingsgrens’. Zelfs juristen hebben moeite om de betekenis van al die verhullende woorden en regelingen te doorgronden. Dat jargon geeft wetten en regelingen een bijna objectieve ondertoon: zo is het, zo moet het. Maar dat is schijn. Ook dat is gewoon inkomenspolitiek.
Een mooi voorbeeld van die papieren werkelijkheid zijn de berekeningen voor toeslagen. Tot 2020 mochten meerpersoonshuishoudens maximaal 30.825 euro per jaar verdienen om in aanmerking te komen voor huurtoeslag voor een sociale huurwoning. Dat bedrag gold alleen voor nog niet pensioengerechtigde meerpersoonshuishoudens. Voor huishoudens boven de pensioengerechtigde leeftijd was het maximaal toegestane jaarinkomen 30.800 euro: vijfentwintig euro minder. Wie heeft tot dit nauwelijks noemenswaardige verschil besloten? Het is een norm uit een papieren werkelijkheid die daadwerkelijk wordt gehanteerd.
‘Concurreren en consumeren gaan moeilijk samen met samenwerking en solidariteit’
Inmiddels is deze regeling aangepast: de maximale inkomensgrens is vervallen. Maar, waarschuwt de overheid, ‘…de maximale inkomensgrenzen gelden nog wel voor de afbakening van de doelgroep waarvoor corporaties op grond van de Woningwet passend moeten toewijzen. Denk hierbij aan een woning toewijzen met een huur onder de toepasselijke aftoppingsgrens.’ Om nu in aanmerking te komen voor huurtoeslag is een rekenhulp van de Belastingdienst noodzakelijk.
De afhankelijkheid van de overheid is overigens niet voorbehouden aan mensen in de bijstand. Boeren krijgen van de Europese Unie een basisbetalingsregeling. Deze regeling is in het leven geroepen om boeren te voorzien van een ‘redelijke levensstandaard’: inkomensondersteuning per hectare grond. Dit kost de Nederlandse belastingbetaler 131 euro per persoon. En dan zijn er nog talloze regionale en nationale investeringsvehikels, waarmee de Nederlandse overheid direct allerlei bedrijven opstart en subsidieert. Meest in het oog springend is Invest-NL dat onder leiding van oud-minister van Financiën Wouter Bos begin 2020 de deuren opende. Met een vermogen van 1,7 miljard euro wil Invest-NL investeren in projecten en bedrijven die kansrijk én maatschappelijk waardevol zijn, maar zonder staatssteun niet van de grond komen. Dat is mooi, en wellicht ook noodzakelijk. De vraag is of ook hier cliënten met zoveel wantrouwen tegemoet getreden wordt als bij de Sociale Dienst.
De Participatiewet werkt niet
In 2015 trad de zogenaamde Participatiewet in werking. De Participatiewet vervangt drie wetten die de bijstand, sociale werkvoorziening en arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen voor jonggehandicapten in één wet heeft samengevoegd. De uitvoering van de Participatiewet ligt sinds 2015 niet meer bij de Rijksoverheid, maar is overgeheveld naar de gemeenten. Het idee van de wet is dat meer uitkeringsgerechtigden zo aan werk geholpen kunnen worden, ook mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of een arbeidsbeperking.
Dat is niet gelukt, zo concludeert het SCP eind 2019 in het rapport Eindevaluatie van de Participatiewet. Mensen in de bijstand hebben nauwelijks meer kans op werk sinds de invoering van de wet. De kwaliteit van de gevonden banen is verminderd: het gaat om minder vaste uren, minder vaste contracten, deeltijdbanen en minder voltijdbanen.
Mensen in de bijstand hebben nauwelijks meer kans op werk sinds de invoering van de wet
Dit weerspiegelt de huidige arbeidsmarkt. Een strengere aanpak op het niet nakomen van afspraken met de gemeente levert evenmin extra uitstroom uit de bijstand op. Het idee dat gewone werkgevers meer banen zouden creëren voor mensen met een uitkering bleek erg optimistisch: ‘Voor de grootste groep, de klassieke bijstandsgerechtigden, is er amper een verschil met de situatie voor 2015,’ aldus het SCP-rapport. ‘Voor mensen die het recht op toegang tot de sociale werkvoorziening verloren, is de kans op werk gedaald. Voor jonggehandicapten met arbeidsvermogen zijn de baankansen gestegen, maar hun inkomenspositie is verslechterd en hun positie op de arbeidsmarkt is onzeker doordat hun werk vaak tijdelijk is.’
Kansrijk armoedebeleid
De angst dat het coronavirus nog lange tijd een grote bedreiging zal zijn voor de volksgezondheid gaat gepaard met sombere berichten over de economie. In het najaar en de winter van 2020 werd een golf van faillissementen en ontslagen verwacht. Dat valt tot nog toe mee. Het aantal werklozen en het aantal mensen in de bijstand is weliswaar gestegen, maar niet zo dramatisch als verwacht. Het zijn met name jongeren die de klappen opvangen. Het aantal faillissementen lag op het laagste niveau van de afgelopen 20 jaar. Het lijkt erop dat de steunmaatregelen van de overheid nog veel ondernemers op de been houdt.
Aan het begin van de coronacrisis verscheen weer een rapport over armoede: Kansrijk armoedebeleid, een omvangrijke studie van het SCP en CPB. Met het huidige kabinetsbeleid, zo hebben de planbureaus berekend, neemt de armoede in Nederland de komende jaren met ruim een kwart toe. De stijging van armoede komt met name door de verlaging van de bijstand tot en met 2035. Dit is een gevolg van een besluit uit 2011 van het minderheidskabinet van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV. Voor een alleenstaande betekent dat hij op jaarbasis nog eens 1.250 euro minder ontvangt: ‘Dit terwijl armoede in Nederland een hardnekkig probleem is dat de kwaliteit van leven voor circa één miljoen mensen dagelijks ondermijnt. Dit is nog zonder de effecten van de coronacrisis mee te rekenen. Gerichte maatregelen om armoede te verminderen zoals de verhoging van de bijstand, zijn effectief, maar kosten geld en vaak banen,’ aldus het persbericht.
Na de financiële crisis piekte de armoede in Nederland in 2013: toen waren er ruim 1,2 miljoen armen. Het SCP en CPB waarschuwen dat de klap nu groter kan zijn, vanwege het toegenomen aantal flexwerkers en zzp’ers. Het rapport beschrijft verschillende beleidsopties om met de armoede in Nederland om te gaan. De planbureaus nuanceren de effectiviteit van het voorgestelde beleid evenwel al bij voorbaat: ‘Overigens blijft het altijd de vraag of het volledig uitbannen van armoede haalbaar is en dekt minimaliseren van armoede wellicht beter de lading.’
“Met het huidige kabinetsbeleid neemt de armoede in Nederland de komende jaren met ruim een kwart toe”
Een politieke keuze
Het meest effectieve armoedebeleid is uiteraard het verhogen van de uitkeringen. Maar het CPB en SCP waarschuwen in hun rapport Kansrijk armoedebeleid dat dit veel geld kost en ertoe kan leiden dat het politieke draagvlak voor de hogere uitkeringen onder de bevolking verdwijnt. De angst bestaat dat ook de prikkel om te werken verdwijnt. ‘Een positieve inkomensoverdracht gericht op de laagste inkomens kan echter als gevolg hebben dat de prikkel om (meer) te werken afneemt en er een afname van het arbeidsaanbod optreedt. Deze afname kan juist weer zorgen voor een toename van de armoede, bijvoorbeeld doordat meer mensen een beroep doen op sociale zekerheid.’
Gevraagd naar de onderbouwing van deze angst laat Patrick Koot, wetenschappelijk onderzoeker bij het CPB en medeauteur van het rapport, per e-mail weten: ‘Het CPB heeft een groot steekproefbestand van honderdduizenden echte huishoudens waarmee we kunnen berekenen wat hun netto besteedbaar inkomen is en wordt bij wijzigingen in het beleid. Dat gebeurt met een simulatiemodel. Daarnaast hebben we een simulatiemodel dat op basis van wijzigingen in dat inkomen inschat wat de gevolgen zijn voor de werkgelegenheid. […] Wel is het zo dat we bij grote, ingrijpende wijzigingen, zoals het invoeren van een basisinkomen, aangeven dat onze schattingen met meer onzekerheid omgeven zijn.’ Het gaat dus om schattingen en aannames op basis van gedrag van mensen na wijzigingen in het verleden.
Er zit een verkeerde prikkel in het toeslagensysteem
De marginale belastingdruk – hoeveel houd je netto over na een stijging van je bruto-inkomen – is een belangrijke verklaring voor het negatieve werkgelegenheidseffect bij het verhogen van de uitkeringen. Met een laag inkomen heb je toeslagen nodig om te kunnen wonen (huurtoeslag), de gezondheidszorg te betalen (zorgtoeslag), kinderen op te vangen (kinderopvangtoeslag) en op te voeden (kinderbijslag). Maar als je inkomen omhoog gaat, verlies je een deel van de toeslagen. In sommige gevallen ga je zoveel in inkomen achteruit dat je liever minder verdient. Er zit dus een verkeerde prikkel in het toeslagensysteem.
Het SCP en CPB stippen in hun rapport tot slot de politieke dilemma’s aan: ‘Naast inkomensondersteuning en het stimuleren van arbeidsparticipatie, stelt de overheid zich ten doel om de overheidsfinanciën houdbaar te houden op de korte en lange termijn. Voor veel maatregelen zijn deze drie doelen niet verenigbaar. Ombuigingsbeleid, zoals het verlagen van de bijstand, kan de arbeidsparticipatie stimuleren, maar gaat ten koste van armoedereductie op de korte termijn, terwijl intensiveringsbeleid een tegenovergesteld effect heeft. In discussies rondom armoede- en schuldenproblematiek moet ook vaak een afweging gemaakt worden tussen armoedereductie, arbeidsmarktprikkels en de overheidsfinanciën.’